(artikel 21, derde lid Procedure- en werkingsreglement van de Hoge Raad)
Er wordt ter zake een onderscheid gemaakt tussen stukken die betrekking hebben op het recht en andere stukken.
Indien het laattijdig bezorgd stuk betrekking heeft op het recht, zoals bv. de stedenbouwkundige voorschriften van een bijzonder plan van aanleg of uitvoeringsplan of bv. verkavelingsvoorschriften, dan houdt de Raad hiermee rekening in zijn besluitvorming.
Overeenkomstig artikel 6.3.7, § 2, tweede lid, 1° Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening toetst de Raad elke adviesaanvraag aan het recht. Artikel 21 van het Procedure- en werkingsreglement van de Hoge Raad moet samen gelezen worden met deze bepaling. Derhalve kan de Raad het geldende (objectief) recht niet naast zich neerleggen in zijn besluitvorming.
Let wel: de voorwaarde is wel dat de Raad nog in de mogelijkheid verkeert het dossier te behandelen zonder afbreuk te doen aan de vereiste van een zorgvuldige voorbereiding van het advies of aan de rechten van de belanghebbende(n) die door de Raad schriftelijk word(t)(en) gehoord.
Andere laattijdig bezorgde stukken worden geweerd uit de besluitvorming met toepassing van artikel 21, derde lid van het Procedure- en werkingsreglement van de Hoge Raad, dat bepaalt dat de adviesaanvraag moet worden beoordeeld aan de hand van het informatiedossier zoals het is samengesteld op het ogenblik dat de regularisatietermijn is verstreken.
Betreft het een stuk dat geen betrekking heeft op het recht, dan zal dit stuk met toepassing van artikel 21, derde lid van het Procedure- en werkingsreglement van de Hoge Raad uit de besluitvorming van de Raad moeten worden geweerd. Dit betreft bv. een stuk dat betrekking heeft op de feitenvinding (zoals bv. een fotoreportage).