De Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering is een orgaan van het actief bestuur, opgericht bij het Vlaamse Ministerie van Omgeving.
De Raad kent een aantal rechtsvoorgangers.
Van 16 december 2005 tot 31 augustus 2009 werden adviezen verleend door de Hoge Raad voor het Herstelbeleid, overeenkomstig de materiële en procedurele regelen.pdf van onder andere het Huishoudelijk Reglement.
Van 1 september 2009 tot 28 februari 2018 bestond de Hoge Raad voor het handhavingsbeleid. Deze nam de toen bestaande opdrachten van de Hoge raad voor het Herstelbeleid over en kreeg een aantal bijkomende opdrachten. Bij de adviesverlening werd het Procedure- en werkingsreglement (PR HRH.pdf) toegepast. Het PR HRH wordt best samen gelezen met het Verslag aan de Vlaamse Regering (VERSLAG VR.pdf).
Op 1 maart 2018 heeft de Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid opgevolgd. De opdrachten van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid werden (grotendeels) overgenomen en er zijn ook een aantal bijkomende opdrachten. Een actualisatie van het PR HRH is momenteel in opmaak. Na de goedkeuring ervan zal dit het huidige PR HRH vervangen.
De Raad verleent verschillende soorten adviezen met betrekking tot (vermeende) stedenbouwkundige misdrijven of stedenbouwkundige inbreuken. De adviezen van de Raad steunen op het recht en op de weerslag van de illegale handelingen op de plaatselijke ordening en de rechten van derden.
De huidige bevoegdheden van de Raad zijn:
- het verlenen van een schriftelijk advies over een herstelvordering vóór die wordt overgemaakt aan het Openbaar Ministerie of ingeleid bij de burgerlijke rechtbank.
De gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur, de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur of de burgemeester kunnen namens het Vlaamse Gewest respectievelijk namens de gemeente een herstelmaatregel vorderen voor de strafrechter of de burgerlijke rechter. Die vordering beoogt de gevolgen van een stedenbouwkundig misdrijf of- inbreuk ongedaan te maken of te gedogen.
Zij mogen de herstelvordering pas overmaken aan het Openbaar Ministerie of inleiden bij de burgerlijke rechtbank na voorafgaand hierover een positief advies te hebben gekregen van de Raad.
In het geval de Raad een voorafgaand, negatief advies heeft verleend, kan de bevoegde overheid hier niet aan voorbij gaan. De herstelvordering kan in dat geval niet op ontvankelijke wijze worden ingediend bij het Openbaar Ministerie of de burgerlijke rechtbank.
Het advies is dus in principe bindend. Dit wilt zeggen dat een positief advies in principe is vereist, opdat de herstelvordering naar het Openbaar Ministerie kan worden overgemaakt of de herstelmaatregel kan worden ingeleid bij de burgerlijke rechtbank. Een negatief advies sluit dit uit, tenzij dit advies door de straf- of de burgerlijke rechter zelf onwettig wordt verklaard.
De Raad moet zijn advies geven binnen de 60 dagen. Zo niet, kan de adviesaanvrager eraan voorbij gaan.
- het verlenen van een schriftelijk advies over en vóór het opstarten van een ambtshalve uitvoering.
Een bestuur dat daartoe is gemachtigd door de straf- of burgerlijke rechter kan zelf, dus ambtshalve, overgaan tot de uitvoering van een vonnis of arrest waarin een bepaalde herstelmaatregel is opgelegd. Dit kan het geval zijn als de veroordeelde overtreder de herstelmaatregel niet of niet tijdig uitvoert.
Het betrokken bestuur mag niet zo maar de ambtshalve uitvoering opstarten. Het moet daartoe vooraf een positief advies krijgen van de Raad. Dit advies is bindend. Een negatief advies houdt in dat het bestuur de ambtshalve uitvoering niet kan opstarten. Een positief advies laat het bestuur toe de ambtshalve uitvoering op te starten. Wel is het zo dat een advies nooit finaal de uitvoering van een vonnis of arrest kan tegen houden. Dit zou een inbreuk zijn op het beginsel van de scheiding der machten. De Raad kan wel het tijdstip en de modaliteiten van de ambtshalve uitvoering preciseren.
De Raad moet zijn advies geven binnen de 60 dagen. Zo niet, kan de adviesaanvrager eraan voorbij gaan.
- het verlenen van een schriftelijk advies over een opeenvolgende herstelvordering.
Het kan zijn dat de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur, de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur of de burgemeester een herstelmaatregel willen vorderen voor de burgerlijke rechter, nadat zij de herstelvordering al hebben overgemaakt aan het Openbaar Ministerie, of omgekeerd. Dit is bv. het geval als het Openbaar Ministerie beslist het dossier zonder gevolg te rangschikken (een sepot) of als de burgerlijke rechter definitief de herstelvordering heeft afgewezen.
Zij mogen niet zo maar overgaan tot het overmaken of inleiden van een opeenvolgende herstelvordering. Zij moeten vooraf een advies vragen aan de Raad. Verleent de Raad een negatief advies, dan kunnen zij in principe de herstelvordering niet inleiden bij de burgerlijke rechtbank of overmaken aan het Openbaar Ministerie. Bij een positief advies kunnen zij dit wel.
Het advies is ook hier in principe bindend. Een negatief advies sluit dus een opeenvolgende herstelvordering uit, tenzij dit advies door de straf- of de burgerlijke rechter zelf onwettig wordt verklaard.
De Raad moet zijn advies verlenen binnen de 60 dagen. Zo niet, kan de adviesaanvrager eraan voorbij gegaan.
- het verlenen van een schriftelijk advies over de betekening van sommige vonnissen of arresten.
Opdat de herstelmaatregel bevolen in een vonnis of arrest ambtshalve kan worden uitgevoerd, moet het vonnis of arrest eerst aan de veroordeelde overtreder worden betekend. Dit betekent in de praktijk dat het betrokken bestuur via een gerechtsdeurwaarder laat weten dat het erop staat dat de opgelegde herstelmaatregel wordt uitgevoerd, dit is de zogenaamde betekening van het vonnis of het arrest.
In sommige gevallen is, vóór het bestuur overgaat tot de (her)betekening van een vonnis of een arrest, het positief advies van de Raad vereist. Dit wilt zeggen dat de Raad eerst hiertoe een positief advies geeft. Een negatief advies sluit uit dat het vonnis of arrest wordt betekend.
Zo’n advies wordt verplicht ingewonnen als de termijn voor de uitvoering van de herstelmaatregel bij de betekening sedert minstens 10 jaar is verstreken.
Het advies moet niet worden ingewonnen als:
1° het voorwerp van het misdrijf in kwestie ligt in ruimtelijk kwetsbaar gebied;
2° het misdrijf dat aanleiding heeft gegeven tot het vonnis of arrest, betrekking heeft op het verrichten van handelingen die in strijd zijn met een stakingsbevel of met de stedenbouwkundige voorschriften aangaande de bestemmingen die voor het gebied zijn toegestaan;
3° aan de overtreder na het vonnis of arrest nieuwe strafrechtelijke of bestuurlijke sancties of verplichtingen tot schadevergoeding werden opgelegd uit hoofde van een stedenbouwkundige inbreuk of een stedenbouwkundig misdrijf.
Zo’n advies is ook bindend. Een negatief advies sluit dus de betekening van het vonnis of het arrest uit.
De Raad moet zijn advies verlenen binnen de 60 dagen. Zo niet, kan de adviesaanvrager eraan voorbij gegaan.
- het verlenen van een schriftelijk advies aan de Vlaamse Regering over een beroep ingesteld bij haar of haar gemachtigde tegen een besluit tot de toepassing van bestuursdwang of een last onder dwangsom.
Sinds 1 maart 2018 kunnen de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs namens het Vlaams Gewest respectievelijk de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur of de burgemeester namens de gemeente niet alleen een herstelmaatregel vorderen voor de straf- of burgerlijke rechter.
Zij kunnen ook zelf met een besluit een herstelmaatregel opleggen. Dit betreft een zogenaamde bestuurlijke maatregel.
Een bestuurlijke maatregel gericht op het herstel van de goede ruimtelijke ordening kan de vorm aannemen van bestuursdwang of een last onder dwangsom. Bestuursdwang houdt in dat bestuurlijke maatregelen aan overtreders worden opgelegd met een bestuurlijke beslissing die onmiddellijk uitvoerbaar is en steeds het recht op ambtshalve uitvoering insluit. Last onder dwangsom houdt in dat bestuurlijke maatregelen aan overtreders worden opgelegd met een bestuurlijke beslissing, die onmiddellijk uitvoerbaar is en steeds de verbeurte van een dwangsom als sanctie bij negatie insluit. De schriftelijke beslissing tot bestuursdwang of een last onder dwangsom is een besluit.
Tegen de beslissing in eerste, administratieve aanleg tot de toepassing van bestuursdwang of een last onder dwangsom, kan een bestuurlijk beroep worden ingesteld bij de Vlaamse Regering of haar gemachtigde. De Vlaamse Regering of haar gemachtigde beslist over dit beroep binnen de 90 dagen. Die termijn kan een keer worden verlengd met 90 dagen.
De Vlaamse Regering of haar gemachtigde moet verplicht het advies van de Raad inwinnen over zo’n beroep.
De Raad behandelt deze adviesaanvragen bij voorrang. Het advies is niet-bindend. De Raad moet zijn advies verlenen binnen de 45 dagen. Zo niet kan eraan worden voorbij gegaan.
- het verlenen van een schriftelijk advies aan de Vlaamse Regering of aan het college van burgemeester en schepenen over een gemotiveerd verzoek om tijdelijk of definitief af te zien van de verdere inning van een opeisbaar geworden dwangsomschuld.
In het gerechtelijke herstelspoor kan het zijn dat de rechter aan de hoofdveroordeling om voor een bepaald tijdstip een herstelmaatregel uit te voeren, een bijkomende dwangsomveroordeling heeft gekoppeld.
Zo kan bv. de rechter bepalen dat per dag vertraging in de uitvoering van het vonnis of arrest, een dwangsom is verschuldigd van een bepaald bedrag. Op die manier kan in het gerechtelijke herstelspoor een opeisbare dwangsomschuld ontstaan.
Sinds 1 maart 2018 bestaat er naast dit gerechtelijk herstelspoor ook een bestuurlijk herstelspoor.
In het bestuurlijke herstelspoor kan het zijn dat de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur of de burgemeester namens de gemeente respectievelijk de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur namens het Vlaamse Gewest, een last onder dwangsom oplegt met een besluit. Wordt tegen de opgelegde last onder dwangsom een bestuurlijk beroep ingesteld bij de Vlaamse Regering, dan kan het zijn dat de Vlaamse Regering, bij delegatie de Vlaamse minister bevoegd voor ruimtelijke ordening, in een beroepsbeslissing ook besluit een last onder dwangsom op te leggen. Die last onder dwangsom kan concreet inhouden dat voor een bepaalde datum een bepaalde herstelmaatregel moet zijn uitgevoerd (bv. de afbraak van een constructie), waarbij per dag vertraging na deze datum een bestuurlijke dwangsom is verschuldigd. Op die manier kan in het bestuurlijke herstelspoor een opeisbare dwangsomschuld ontstaan.
De schuldenaar kan de Vlaamse Regering of het college verzoeken om tijdelijk of definitief af te zien van de verdere inning van de opeisbare dwangsomschuld. Dit kan via een gemotiveerd verzoek. De Vlaamse Regering of het college beslist binnen een ordetermijn van 90 dagen over zo’n gemotiveerd verzoek.
De Vlaamse Regering of het college moet, vooraleer te beslissen, het advies inwinnen van de Raad over zo’n gemotiveerd verzoek.
De Raad behandelt deze adviesaanvragen bij voorrang. Het advies is niet-bindend. De Raad moet zijn advies verlenen binnen een vervaltermijn van 45 dagen. Zo niet kan eraan worden voorbij gegaan.
De Raad houdt in zijn advies in het bijzonder rekening met de gestelde handelingen en de genomen engagementen met het oog op een correcte uitvoering van de hoofdveroordeling, alsook met de gehele of gedeeltelijke realisatie van het herstel. De Raad toetst zijn advies aan de beleidslijnen die in voorkomend geval opgenomen zijn in het Handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening.
- het ondernemen van bemiddelingspogingen.
Er zijn twee soorten bemiddelingen:
1° onder bepaalde voorwaarden kan de veroordeelde overtreder, zijn rechtsopvolger of de rechthebbende van een onroerend goed waarop een herstelmaatregel rust die een rechter definitief beval, een dading sluiten met de overheid die het vonnis of arrest liet betekenen. De termijn om de herstelmaatregel uit te voeren, moet dan wel sedert 5 jaar zijn verstreken. Die dading houdt in dat de overheid een nieuwe termijn verleent waarbinnen de herstelmaatregel moet uitgevoerd.
Daarnaast kan de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur namens het Vlaamse Gewest respectievelijk de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur of de burgemeester namens de gemeente onder bepaalde voorwaarden met de overtreder(s) of andere belanghebbenden een minnelijke schikking sluiten over het herstel van de goede ruimtelijke ordening.
Van zodra de bestuurlijke procedure voor zo’n dading of een minnelijke schikking is opgestart, kan elke belanghebbende (zoals bv. de vermoedelijke overtreder) vragen aan de Raad om een bemiddelingspoging op te starten.
Dit wordt de vrijwillige bemiddeling genoemd. Het gaat om een buitengerechtelijke bemiddeling, omdat er nog geen proces loopt voor de rechter (minnelijke schikking) of de rechter reeds definitief een bepaalde herstelmaatregel heeft bevolen (dading) en het proces dus reeds is afgerond.
De Raad treedt hierbij op vraag van elke belanghebbende op als bemiddelaar tussen de belanghebbende en de inspecteur of burgemeester.
De Raad stelt hiertoe een bemiddelaar aan die de het proces tot een eventueel bemiddelingsakkoord begeleidt. Dit wil zeggen dat de bemiddelaar een context creëert voor de onderhandelaars om via zo humaan en efficiënt mogelijke onderhandelingen zelf tot een akkoord te komen. De bemiddelaar faciliteert hierbij maar beoordeelt de situatie zelf niet.
2° daarnaast is er de gerechtelijke bemiddeling.
Tijdens het proces kan elke rechter een bemiddelingspoging “bevelen” tussen de overheid die herstel vordert, en de vermoedelijke overtreder.
Ook hier worden de principes van de faciliterende bemiddeling toegepast.
De hoekstenen van elke bemiddelingspoging zijn:
- vrijwilligheid: de betrokkenen zijn vrij om op elk ogenblik zonder opgave van motieven in of uit de bemiddeling te stappen. De bemiddelaar kan ook zelf oordelen dat de randvoorwaarden voor een bemiddeling niet of niet langer vervuld zijn;
- meervoudige partijdigheid: de bemiddelaar is onbevooroordeeld. Hij spant zich evenveel in voor alle betrokkenen;
- vertrouwelijkheid: alles wat voorafgaat aan het resultaat van de bemiddeling is vertrouwelijk. De bemiddelaar rapporteert niet over het concrete verloop van de bemiddeling. De vertrouwelijkheid kan enkel worden opgeheven na de voorafgaande instemming van de betrokkenen.