(Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening 2010, punt 7.3.1.2, bevestigd door het Handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening)
Het begrip “recente overtreding” wordt in punt 7.3.1.2 van het Handhavingsplan niet gedefinieerd. In zijn spraakgebruikelijke betekenis wordt “recent” omschreven als “van kort geleden, uit de laatste tijd, pas voorgevallen” (Van Dale). De termijn gedurende dewelke een overtreding “(niet-)recent” is, valt niet samen met de termijn van de verjaring van het vorderingsrecht van de bevoegde overheid zoals bepaald in artikel 6.3.3, § 3, eerste lid Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Zo niet, zou het begrip “recent” zinledig zijn. Daar waar de verjaringstermijn betrekking heeft op de juridische mogelijkheid voor de bevoegde overheid om binnen een bepaald tijdspad het vorderingsrecht uit te oefenen, hebben de noties “recent” en “niet-recent” uit het Handhavingsplan betrekking op de beleidsruimte die de Raad heeft bij de beoordeling van de opportuniteit om een herstelvordering waarvan het vorderingsrecht in rechte mogelijks nog niet is verjaard, alsnog in te leiden.
De decreetgever heeft in artikel 6.3.3, § 3, eerste lid Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening de verjaring van het vorderingsrecht van de bevoegde overheid gedifferentieerd naargelang de bestemming van het toepasselijke plan van aanleg of uitvoeringsplan waarbinnen de handeling is geschied.
Alhoewel de begrippen “(niet-)recent” en “verjaring” niet samenvallen, strekken beiden ertoe, op grond van overwegingen van algemeen belang en rechtszekerheid, te vermijden dat er teveel tijd verloopt vooraleer de gedane verstoring van de goede ruimtelijke ordening wordt hersteld.
Ter beoordeling van wat een al dan niet “recente overtreding” is, sluit de Raad zich daarom aan bij deze door de decreetgever gemaakte bestemmingsgebonden differentiatie. Aangezien het begrip “recent” evenwel betekent “van kort geleden” en niet samenvalt met de verjaringstermijnen, is het tijdsverloop tussen het initiële feit en de datum van het inleiden van de herstelvordering korter dan de op die handeling toepasselijke verjaringstermijn. De Raad hanteert daarom de helft van de in voornoemd artikel bepaalde verjaringstermijn (afgerond naar bovenliggend jaartal).
Ligt de overtreding in ruimtelijk kwetsbaar gebied bedoeld in artikel 6.3.3, § 3, eerste lid, 1° Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening of in open ruimtegebied bedoeld in artikel 6.3.3, § 3, eerste lid, 2° Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, dan hanteert de Raad als beleidsregel dat wanneer het initiële feit dateert van niet meer dan vijf jaar geleden deze overtreding als recent wordt gekwalificeerd. Dateert het initiële feit daarentegen van meer dan vijf jaar geleden, dan wordt deze overtreding in deze gebieden als niet-recent gekwalificeerd.
Ligt de overtreding in een gebied ander dan ruimtelijk kwetsbaar of open ruimtegebied, zijnde in de andere gebieden bedoeld in artikel 6.3.3, § 3, eerste lid, 3° Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, dan hanteert de Raad als beleidsregel dat wanneer het initiële feit dateert van niet meer dan drie jaar geleden deze overtreding als recent wordt gekwalificeerd. Dateert het initiële feit daarentegen van meer dan drie jaar geleden, dan wordt deze overtreding in deze gebieden als niet-recent gekwalificeerd.
De termijn begint te lopen vanaf het initiële feit (de oprichting van de constructie, het begin van de uitvoering van de handeling) en niet vanaf de feitelijke kennisname van het strafbare feit door de bevoegde overheid. De feitelijke kennisname door de bevoegde overheid is irrelevant voor de beoordeling of een overtreding recent is in de zin van punt 7.3.1.2 van het Handhavingsplan.