(Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening 2010, punt 7.3.1.2, bevestigd door het Handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening)
Opdat er sprake is van een wederrechtelijke toestand met een voortschrijdend karakter in de zin van het Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening, moet er sprake zijn van “een wederrechtelijke toestand die een steeds voortschrijdend karakter kent en (waarbij) de goede ruimtelijke ordening steeds verder en verder bezwaard wordt”.
Het voortschrijdend karakter veronderstelt een aaneenschakeling van een bepaald aantal wederrechtelijke handelingen die gesitueerd zijn op het (de) kwestieuze perce(e)l(en) of in de onmiddellijke omgeving ervan. Of er al dan niet sprake is van een voldoende continuïteit tussen deze handelingen, is een feitenkwestie die de Raad in concreto beoordeelt. De Raad benadert de actuele toestand eerder ruimtelijk in functie van de schadelijke gevolgen op de plaatselijke ordening.
In het geval van een gewoontemisdrijf, bv. het gewoonlijk gebruiken van de grond voor het opslaan van allerhande materiaal, oordeelt de Raad in principe dat er sprake is van een voortschrijdende toestand.