Een derde-belanghebbende kan tegen de afgifte van een negatief advies door de Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering een gemotiveerd verzoek tot heroverweging indienen.
De vermoedelijke overtreder zelf kan geen beroep doen op de rechtsfiguur van het gemotiveerd verzoek tot heroverweging en dit bij gebreke aan een decretale grondslag ter zake.
In theorie kan de vermoedelijke overtreder tegen een positief advies een willig beroep indienen. De Raad is niet verplicht om dit beroep te beantwoorden. In de regel besluit de Raad om op een willig beroep niet in te gaan.
Indien het uw bedoeling is om bij de Raad een willig beroep in te dienen tegen een positief advies, dan moet u de Raad, bij voorkeur bij aangetekende brief, op omstandige wijze uiteenzetten waarom u niet akkoord gaat met dit advies en waarom naar uw mening de Raad tot nieuwe inzichten moet komen.
Het is aangewezen niet uw eventuele, eerder ingediende gemotiveerde nota te hernemen, want die redenen zijn reeds in het kader van het eerste advies meegenomen in het onderzoek door de Raad.
Aan uw omstandige uiteenzetting moet u tevens uw overtuigingstukken voegen die volgens u uw standpunt ondersteunen. De stukken die u reeds zou hebben bezorgd, moeten niet meer worden toegestuurd, daar zij reeds het voorwerp van het eerste onderzoek zijn geweest.
Zonder deze essentiƫle gegevens zal de Raad niet onderzoeken of hij wenst in te gaan op uw willig beroep. De gegevens en stukken die u in het raam van dit willig beroep meedeelt, zullen tevens voor advies worden voorgelegd aan de bevoegde overheid.
Kortom, vooraleer de Raad in onderzoek neemt of hij al dan niet ingaat op een willig beroep, moeten nieuwe elementen worden aangebracht en een omstandige uiteenzetting waarom de Raad zijn zienswijze in het licht van die nieuwe elementen zou moeten veranderen ten opzichte van het eerste advies.
Het hernemen van reeds aangevoerde argumenten of enkel aanvoeren van nieuwe argumenten, volstaat niet!